Erik Lindner, Dix poèmes (trad. Kim Andringa)
.
Bomen buigen weg van de kust
voor het huis schuift een steiger
.
de rechte gevel en rechte steiger
zijn bomen die naar je wuiven
.
het huis vanuit een rijdende tram
helt in de wind die van zee komt
.
je buigt je hoofd onder de steiger
kijkt naar buiten als je thuis bent.
.
.
Des arbres s’écartent de la côte
un échafaudage se glisse devant la maison
.
façade droite et échafaudage droit
sont des arbres qui te saluent
.
la maison depuis un tram en marche
se penche dans le vent du large
.
tu baisses la tête sous l’échafaudage
tu vois dehors une fois chez toi.
.
I
Een wit paard, de voorpoten aan elkaar gebonden
hinkt vooruit
naar een muur van betonblokken, dichtbegroeide rails
bergen buiten de stad
treinstellen naast het spoor
hoog naast het veld gloeit een lasvlam op een balkonhek
.
een man op een muurtje masseert de nek van de man
die naast hem zit
een koord spant langs de voegen tussen stenen
ritmisch knerpt het zadel op het stapvoets lopend dier
de stofwolk nadat een auto voorbijrijdt
.
hoe je de stad ook uit loopt, je keert terug langs de rivier
.
.
.
I
Un cheval blanc, pieds de devant entravés,
avance en claudiquant
vers un mur de blocs de béton, rails envahis d’herbes
montagnes au-delà de la ville
wagons à côté des voies
Au-dessus du terrain une flamme à souder brûle sur un balcon
.
un homme sur un muret masse la nuque de l’homme
assis auprès de lui
une corde se tend le long des joints entre des pierres
sur l’animal au pas la selle grince en cadence
le nuage de poussière quand une voiture est passée
.
par où qu’on quitte la ville, on longe le fleuve au retour
.
.
.
II
Jongens rennen langs de weg hun ellebogen in de zij
onderarmen breeduit zwaaiend
door een megafoon schalt het gebed over de daken
op een veld staat een stoel voor het doel
met tegenwind trekt een kabelliftje de berg op
.
een vrouw veegt de vloer van de onafgebouwde woning
waar haar was uithangt
strijkt het vuil langs groeven de tuin in
en buigt voorover aan de rand van het beton
als tegen de bergwand een steen weerkaatst
.
de plek waar de kogel het water raakt
.
de lasso om de nek van het paard valt
.
de hoeven hard op de oever slaan.
.
.
II
Des garçons courent le long de la route coudes serrés
large balancement des avant-bras
un mégaphone déverse les prières sur les toits
sur un terrain de foot il y a une chaise devant la cage
un funiculaire grimpe la montagne contre le vent
.
une femme balaie le sol du logement inachevé
où est étendu son linge
pousse la poussière dans le jardin le long des rainures
et se penche au bord du béton
quand une pierre ricoche contre la montagne
.
l’endroit où la balle touche l’eau
.
le lasso tombe sur le cou du cheval
.
les sabots frappent fort la rive.
.
.
.
Drie ranke hoge bomen voor een laan
bladeren buitelen er over de grond
vogeltjes schieten los uit de struiken
.
een man loopt met een lijst op de schouder
zijn arm steekt er doorheen
.
de draaiende ventilator bij het open raam
de gordijnen die over het kleed waaien
.
over de helft van de vierkante kamer
wiegt het licht van een vissenkom.
.
.
Trois arbres élancés pour une avenue
des feuilles y tourbillonnent sur le sol
des oiseaux s’éjectent des buissons
.
un homme marche un cadre sur l’épaule
son bras passe à travers
.
le ventilateur en marche près de la fenêtre ouverte
les rideaux qui s’envolent sur le tapis
.
sur la moitié de la pièce carrée
vacille le reflet d’un bocal à poissons.
.
..
.
Zand welt op van de bodem voor de golf omslaat.
Surfers plat op hun buik op de plank
peddelen door repen schuim.
.
Een draaikolk volgt de wand voor het strand
en de wind wijst de kustlijn verder langs, fixeert
het ongestreken laken van de zee
.
de moes die ronddraait. Drie bomen
op de heuvel aan de kust, de begroeide zandgrond
de glimmende naalden, de varens, het gras
.
en het berglandschap erachter zakt omlaag
de brokkelend blauwe laag van zee, de weg
gepoetste wolken, de einder die omhoogtrekt.
.
Herstel wat veraf is. Onderdruk wat
vooraan staat. Kiept het kantelraam
en duikelt de kijker in de tuin.
.
.
Le sable s’élève du sol avant que la vague déferle.
Des surfeurs à plat ventre sur la planche
pagaient dans des bandes d’écume.
.
Un tourbillon suit la paroi avant le rivage
et le vent prolonge le contour de la côte, fixe
le drap froissé de la mer
.
bouillie qui tourne. Trois arbres
sur la colline du littoral, la végétation de sable
les aiguilles brillantes, les fougères, l’oyat
.
et le paysage montagneux derrière se couche
la couche de mer bleue qui s’effrite, les
nuages gommés, l’horizon qui s’élève.
.
Répare ce qui est loin. Réprime ce qui
est devant. La fenêtre bascule
et le regard dégringole dans le jardin.
.
.
.
De monteur opent het hekwerk van de liftkooi
klikt met de sleutelhanger in zijn handpalm
tegen de magneet van de deurpost tot de lift komt
.
hij trekt de teugels vast loopt de trap op
daar passeert hem kuit en knie wil hij terug loopt door
klimt omlaag en denkt de komende en gaande –
.
hij tikt over haar billen met een blindenstok
als ze naast hem bijna slaapt in het gras
het kind door de vijver waadt de bomen verderop
voor het weiland staan het klokken van de fles
.
ze haalt een deken uit de auto en vouwt die open
maakt op het terrein een draai en een spagaat
dan valt de deken voor haar enkels neer
.
als bij dezelfde bomen
een ruiter aan komt lopen
en met wijd gespreide armen
de paardenkoppen uit elkaar houdt.
.
.
.
Le mécanicien ouvre la grille de la cage d’ascenseur
et fait cliquer le porte-clés dans sa main
contre la gâche en attendant l’ascenseur
.
il serre les sangles il monte l’escalier
où le doublent genou et mollet il veut revenir avance
descend il pense le partant l’arrivant –
.
il tapote ses fesses avec une canne d’aveugle
quand elle s’endort dans l’herbe près de lui
l’enfant patauge dans l’étang plus loin les arbres
se dressent devant le pré le glouglou de la bouteille
.
elle sort une couverture de la voiture et la déplie
fait une pirouette sur le terrain et un grand écart
puis la couverture s’étale devant ses pieds
.
quand près des mêmes arbres
un cavalier s’approche
et les bras grands écartés
sépare les têtes des chevaux.
.
.
.
Een tekenaar propt bomen in de straat. Krantenrek in fietsenstalling.
Erker en trapportaal. Hoek en boog worden uitgegumd in steen.
Een man die zijn kind de trap op draagt. Een zwarte zomerjurk
.
aan een knaapje tegen de muur op het balkon. Ruggelings
de vissers op banken aan het kanaal, schouders en hoofden
boven een lage muur. Onder de poort op het eind van de straat
.
liggen uitgevouwen dozen met bandensporen. Brievenbussen
zijn rood, dakgoot – de tekenaar breekt zijn potlood. Vijf
gekromde tanden van een hooivork prijken naar de hemel
.
boven de straat. Wandelaar die tegen tegels praat. Kinderen
met ellebogen op het raamkozijn. Schors dat van de stammen
waait. In een handomdraai draait een fietser zijn stuur..
.
.
.
Un dessinateur entasse des arbres dans la rue. Porte-revues dans un range-vélos.
Loggia et palier. Angle et arche sont gommés dans la pierre.
Un homme porte son enfant dans l’escalier. Une robe d’été noire
.
sur un cintre contre le mur sur le balcon. De dos
les pêcheurs sur les bancs au bord du canal, épaules et têtes
au-dessus d’un muret. Sous la porte au bout de la rue
.
des cartons dépliés avec des traces de pneus. Les boîtes aux lettres
sont rouges, gouttière – le dessinateur casse son crayon. Cinq
dents courbes d’une fourche pointent vers le ciel
.
au-dessus de la rue. Promeneur parlant aux dalles. Enfants
accoudés à la fenêtre. Bouts d’écorce emportés par le
vent. En un tour de main un cycliste tourne son guidon.
.
.
.
Een kleine vrouw houdt een paraplu hoog boven haar hoofd
je houdt stil om iets op te schrijven en iemand botst tegen je op
.
een vrouw raakt haar paraplu kwijt en holt er achteraan
de paraplu kantelt over straat
.
alsof de wind en ik dezelfde zijn
alsof een paraplu een boot op het wegdek is
.
een muur hakt een stuk in de lucht
er valt regen in je notitieboek
.
een meisje vraagt je de weg
vertel je die dan raak je haar kwijt.
.
.
Une petite femme tient un parapluie haut au-dessus de sa tête
tu t’arrêtes pour prendre des notes et quelqu’un te bouscule
.
une femme perd son parapluie et le poursuit en courant
le parapluie dévale la rue
.
comme si le vent et moi n’étions qu’un
comme si un parapluie était un bateau sur la chaussée
.
un mur taille un bout du ciel
la pluie tombe sur ton carnet
.
une fille te demande son chemin
si tu lui dis tu la perdras.
.
.
.
Bij de tramhalte houdt hij de bal tussen zijn knieën
.
ze wijst van het midden van de straat naar de rand
hij houdt de bal in een netje aan zijn hand
.
op het raam staat een telefoonnummer
in de kooi voor het raam een plant
.
haar slapende hoofd op tafel
een haarlok over de rand
.
de bal draait rond in het water
vlak op de kom ligt haar hand
.
op een bumper waait een pauwenveer
hij loopt en begint plotseling te rennen.
.
.
.
Il serre le ballon entre ses jambes à l’arrêt de tram
.
du milieu de la rue elle montre le bord.
il porte le ballon dans un filet à la main
.
sur la vitre un numéro de téléphone
dans la cage devant la fenêtre une plante
.
sa tête endormie sur la table
une mèche par-dessus le bord
.
le ballon tournoie dans l’eau
elle couvre le bol de sa main
.
sur un pare-chocs une plume de paon se balance
il marche et soudain se met à courir.
.
.
.
De straat is breed. De huizen laag.
Ik lees Theorema in Florencia.
Het is warm en ik ruik een regenbui.
;
De barkruk draait als ik mijn been verzet.
Langs het in de muur gebouwd aquarium
zakt aan een steel een geel schuursponsje
;
kruipt dicht tegen de ruit terug omhoog.
Tropische vissen schikken in het wier.
De deur zwaait open. Betonballen op het plein.
;
Binnenkomers praten over een afrekening.
Het boek ligt open op het raamkozijn.
Een kind likt de ijsco van mijn hand.
;
;
;
La rue est large. Les maisons basses.
Je lis Théorème chez Florencia.
Il fait chaud et je flaire une averse.
;
Le tabouret tourne quand ma jambe se déplace.
Le long de l’aquarium encastré dans le mur
descend une éponge jaune sur un manche
;
remonte lentement tout contre la vitre.
Des poissons tropicaux se coulent dans les algues.
La porte s’ouvre. Boules en béton sur la place.
;
Des arrivants parlent d’un compte à régler.
Le livre est ouvert sur le bord de la fenêtre.
Un enfant lèche la glace sur ma main.
;
;
;
;